e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortel (alg.) wortel: wortel (Meerlo, ... ), eigen spellingsysteem  wortel (Meerlo) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] III-4-3
worteltje hete worteltjes: hieëtewörtelke (Meerlo) wortelsoort, klein en rood I-7
wrat wrat: vrat (Meerlo) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef vrei: vreej (Meerlo) wreef [SGV (1914)] III-1-1
wrevelig (zijn) wrevelig: wrevelig (Meerlo) gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
wrijven wrijven: vrieve (Meerlo) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wringen wringen: wringe (Meerlo) Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)] III-1-2
wringhaak wringijzer: vreŋīzǝr (Meerlo) IJzeren haak om ijzer om te buigen. Het werktuig wordt gebruikt om een bij het smeden bij vergissing scheef omgebogen deel weer recht te buigen (Kuyper, pag. 167). Zie ook afb. 47. [N 33, 282] II-11
wringijzer wringijzer: vreŋīzǝr (Meerlo) Een in het midden wat breder uitlopende staaf met één tot drie gaten waarin de vierkante kop van de tap past. Er bestaan ook wringijzers met een verstelbaar gat waarin diverse types tappen passen. Het wringijzer dient om de tap bij het tappen van schroefdraad rond te draaien. Zie ook afb. 96 en de toelichting bij het lemma "tap". [N 33, 304; N 64, 65d] II-11
wroeten wroeten: vruute (Meerlo), vruutte (Meerlo), vrȳtǝ (Meerlo) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] I-12, III-1-2