34247 |
afgeroomde melk |
afgedraaide melk:
āfxedrīdǝ melǝk (Q112p Voerendaal)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
29035 |
afglanzen |
glanzen:
glɛ̄nsǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
enne ponnie (Q112p Voerendaal)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkoms (Q112p Voerendaal)
|
afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aaflègke (Q112p Voerendaal)
|
een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
uitloeren:
oetloere (Q112p Voerendaal)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29039 |
afpersen |
afpersen:
afpē̜šǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het kledingstuk voor de laatste keer zoveel als nodig is persen. [N 59, 82]
II-7
|
26267 |
afremmen |
remmen:
remmen (Q112p Voerendaal)
|
De molen afremmen door middel van de vang. [N O, 13a]
II-3
|
29030 |
aftekenen met krijt |
aantekenen:
āntęjkǝnǝ (Q112p Voerendaal),
krijttekenen:
krīttęjkǝnǝ (Q112p Voerendaal)
|
In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74]
II-7
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
krūǝ (Q112p Voerendaal)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|