e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

Gevonden: 2119

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterblijver krauwel: krau̯ǝl (Voerendaal) Big die achterblijft in groei. [N 76, 49] I-12
achterdochtig achterdochtig: achterdochtig (Voerendaal) een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)] III-1-4
achterhand van het paard broek: brōk (Voerendaal) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd kruin: de kruun (Voerendaal) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achternaafband ring: reŋk (Voerendaal) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterwand stop: štǫp (Voerendaal) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel adamsappel: adamsappel (Voerendaal) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen ademen: oame (Voerendaal) ademen [N 10a (1961)] III-1-1
ader ader: oar (Voerendaal) ader [N 10a (1961)] III-1-1
advent advent (<lat.): advent (Voerendaal) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3