e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigwormen zuigwormen: zoeg wèrm (As) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: zuigwormen? [N 93 (1983)] III-3-2
zuinig nauw: er es zoë nauw (As), er kiekt zoë nauw (As), niet rijf: Van Dale: III. rijf, (gew.) mild, royaal.  er es neet rief (As), zuinig: (in positieve zin).  zuinig (As) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] || van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] III-3-1
zuinig zijn een halve cent in tween bijten: er zou ⁄n hauve cent in twiën biete (As), op een knabje kijken: er kiekt op e knepke (As) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] III-3-1
zult, preskop geperste kop: Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop  geperzde kop (As), preskop: geperste hoofdkaas, geen boerengebruik  preͅskop (As) hoofdkaas [Goossens 1c (1955b)] || preskop III-2-3
zure haring opgelegde haring: òpgelàgden hīēring (As), rolmops: opgerold  ròlmóps (As) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zuring, groente zurkel: zerkel (As), zirkel (As), zurkel (As) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuster zuster: zester (As, ... ), zïster (As) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3
zuurdeeg desem: dęjsǝm (As) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem desem: deisem (As, ... ) desemzuur || zuurdesem || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)] III-2-3
zuurkool ingemaakt moes: eͅngəmā.kt mōs (As), zuurmoes: zoermoos (As), zoormoos (As) ingemaakte witte kool [Goossens 1c (1955b)] || zuurkool [ZND 08 (1925)] III-2-3