17972 |
zwak, ongezond |
krankelijk:
kránkelik (L417p As),
ziekelijk:
zekelik (L417p As),
zwak:
zwaak (L417p As)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
min:
déé`s mèr min (L417p As),
slap:
slap (L417p As),
zwak:
zwaak (L417p As),
Niet sterk.
zwāk (L417p As)
|
Zwak (uitspraak en bet). [ZND 08 (1925)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20209 |
zwangerschap |
dracht:
draacht (L417p As)
|
zwangerschap
III-2-2
|
27339 |
zware hamer |
zware hamer:
zwǭrǝn hāmǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.]
II-5
|
18537 |
zwart pak |
ceremoniekostuum:
sirrəmənykəstim (L417p As)
|
zwarte pak, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33481 |
zwarte bes |
paardsberen:
pèèrsbiêr (L417p As),
zwarte beren:
zwarte biere (L417p As),
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
zwàrte bīēre (L417p As),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
zwarte biër (L417p As),
WBD/WLD = zwarte aalbes
zwàrte bīērə (L417p As, ...
L417p As)
|
aalbes [N 82 (1981)] || zwarte aalbes [N 92 (1982)], [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
smeelft:
smeleft (L417p As)
|
bladluis
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krej (L417p As, ...
L417p As),
krèj (L417p As)
|
kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
hondsbeer:
hònsbiêr (L417p As),
nachtschaal:
naxtšāl (L417p As),
WBD/WLD
nachtsjaal (L417p As)
|
nachtschade, zwarte — || Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] || Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|
22397 |
zwartepieten (kaartspel) |
pietjejagen:
pietje jage (L417p As)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|