18192 |
jurk |
kleed:
kleid (Q095a Caberg)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18232 |
juweel |
bijou (fr.):
bijou (Q095a Caberg),
juweel:
jewiel (Q095a Caberg)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaok (Q095a Caberg)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17604 |
kaakgestel |
bakkes:
bakkes (Q095a Caberg),
kaken (mv.):
kake (Q095a Caberg),
kin:
kin (Q095a Caberg)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krèpkes (Q095a Caberg)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24296 |
kadaver |
kadaver:
WBD/WLD
kadaver (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18838 |
kalm, bedaard |
bedaard:
bedaard (Q095a Caberg),
rustig:
röstig (Q095a Caberg),
stil:
stil (Q095a Caberg)
|
niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20599 |
kandeel |
bierslemp:
daar lijkt het op
beerslemp (Q095a Caberg),
slemp:
daar lijkt het op, maar zeker geen brood erin
slemp (Q095a Caberg),
warme grog:
geen brood en ei erin
werrəmə grog (Q095a Caberg)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
putter:
putter (Q095a Caberg)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18293 |
kapmantel |
caban (fr.):
karbang (Q095a Caberg)
|
schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|