24329 |
houtworm |
houtworm:
eigen spellingsysteem
hout wŭrm (Q095a Caberg)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18962 |
huichelaar |
comediant:
kemediant (Q095a Caberg),
schijnheilige:
sjienheilige (Q095a Caberg),
verneukerd:
verneukerd (Q095a Caberg)
|
een huichelachtig persoon, iemand die zich mooier voordoet dan hij is [godverneu-ker, heiligboontje, fijnaard] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19307 |
huichelen |
huichelen:
huichele (Q095a Caberg),
in de kont kruipen:
(= plat gezegd).
in de koont kroepe (Q095a Caberg),
komedie spelen:
kemeediespeule (Q095a Caberg),
konkelen:
kōnkele (Q095a Caberg),
opscheppen:
opsjöppe (Q095a Caberg),
siroop smeren:
sjroep smeere (Q095a Caberg),
stuiten:
stuute (Q095a Caberg)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || voorgeven iets te zijn of te doen [veinzen, bouzjezjeren] [N 85 (1981)] || zich anders en meer voordoen dan men is [kwezelen, femelen, huichelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18044 |
huiduitslag |
puistjes:
puiskes (Q095a Caberg)
|
Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17689 |
huig |
lel:
lel (Q095a Caberg)
|
Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18876 |
huilen |
beuken:
beuke (Q095a Caberg),
grijnen:
grijne (Q095a Caberg),
janken:
jenke (Q095a Caberg),
WBD/WLD
janke (Q095a Caberg),
krijten:
kriete (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
karakol:
WBD/WLD
karkol (Q095a Caberg),
slak:
WBD/WLD
slek (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33609 |
huisweide |
huiswei:
hūs[wei} (Q095a Caberg)
|
I-7
|
21807 |
hulp vragen |
handlang vragen:
⁄n hand-lang vraoge (Q095a Caberg),
hulp vragen:
höllep vraoge (Q095a Caberg)
|
iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18936 |
hulp, bijstand |
hulp:
höllep (Q095a Caberg)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|