18894 |
keus |
keus:
de kèùs (Q095a Caberg)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21461 |
kibbelen |
enselen:
änsele (Q095a Caberg, ...
Q095a Caberg),
kekelen:
keekele (Q095a Caberg),
stechelen:
stechele (Q095a Caberg),
vreigelen:
vreigele (Q095a Caberg, ...
Q095a Caberg)
|
het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] || ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24513 |
kiem |
kiem:
WBD/WLD
kiem (Q095a Caberg)
|
De in het rijpe zaad ingesloten aanleg tot een nieuwe plant (kiem, scheut). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24496 |
kiemen |
kiemen:
WBD/WLD
kiemen (Q095a Caberg)
|
Uitkomen, gezegd van zaden (kesemen, kersten, kenen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20592 |
kieskauwen |
fippen:
fippə (Q095a Caberg),
pitsen:
pitzə (Q095a Caberg)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
fipper:
fippər (Q095a Caberg),
fipperd:
fippərt (Q095a Caberg),
pitserd:
pitzərt (Q095a Caberg)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
difficile (fr.):
difficiel (Q095a Caberg),
lastig:
lestig (Q095a Caberg)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kietele (Q095a Caberg)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
WBD/WLD
de kiewe (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18893 |
kiezen |
uitkiezen:
oetkeeze (Q095a Caberg),
uitzoeken:
oetzeuke (Q095a Caberg)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|