24572 |
hulst |
hulst:
WBD/WLD
höls (Q095a Caberg)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
Ook: huppele.
hoppele (Q095a Caberg)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
d⁄n trouw (Q095a Caberg)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21793 |
iemand graag mogen |
goed kunnen lijden:
good kinne leije (Q095a Caberg),
goed kunnen verdragen:
good kinne verdrage (Q095a Caberg)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
in de weg lopen:
in de weeg loupe (Q095a Caberg),
lastigvallen:
[spelling: aaneen, zie lijst De Dubbele Duizend Dicteewoorden, Onze Taal op Internet] NB: Van Dale sub lastig: lastig vallen. -> verifiëren in nieuwe Groene Boekje (2005)!
lestig valle (Q095a Caberg),
onder de voet lopen:
mar.: voet enkelvoud?
onder de veuj loupe (Q095a Caberg),
plagen:
plaoge (Q095a Caberg)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wach aonzegke (Q095a Caberg),
stek achter de deur zetten:
⁄n stek achter de deur zette (Q095a Caberg)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwiete (Q095a Caberg)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
judassen:
judasse (Q095a Caberg),
koeioneren:
koejonneere (Q095a Caberg),
opkissen:
opkissje (Q095a Caberg),
pesten:
peste (Q095a Caberg),
tokken:
tōēke (Q095a Caberg),
treiteren:
treitere (Q095a Caberg)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
het recht in zijn gezicht zeggen:
⁄t rech in ze geziech zegke (Q095a Caberg),
zijn vet geven:
ze vet geeve (Q095a Caberg)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
complimenten maken:
compleminte make (Q095a Caberg),
prijzen:
prijze (Q095a Caberg)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|