e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
sleeuwen handvatten:   slīu̯ǝ (Tessenderlo), manden maken:   sliǝvǝ (Meeswijk) I-3, II-12
sleeuwgang vlechtwerk van de wand:   šlēf˲gāŋk (Maastricht) II-12
sleeuwig wrang:   sjlieïg (Gronsveld) III-2-3
sleevrucht sleepruim:   schleivruut (Vaals) III-4-3
sleffen bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen:   slɛfǝ (Hasselt) I-9
sleffer muiltje: Afl. van sleffen (=sloffen), p. 294. NB p. 297: sloffen (=sloffen). [Vgl. WBD III, 1.3: sloffer (ook sleffer).]  släfər (Lommel) III-1-3
sleffertje muiltje: [Vgl. WBD III, 1.3: sloffer (ook sleffer).]  slefferkes (Vliermaalroot), sleͅfərkəs (Hasselt) III-1-3
sleger gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen:   slāi̯gǝr (Stevensweert), slē̜ ̞gǝr (Milsbeek, ... ), šlē̜ ̞gǝr (Helden) I-6
slegers draagbalken:   sligǝrs (Maaseik), slēgǝrs (America, ... ), slē̜gǝrs (Halen, ... ), slęi̯gǝrs (Zolder), slɛi̯gǝrs (Gelinden, ... ), slɛ̄gǝrs (Blerick, ... ) I-13
slei dal, vallei:   sjleij (Schinnen), slei (Niel-bij-As), (watersleyde) klooster.  sjleij (Sittard), laagte in een akker:   slęj (Meeswijk), laagte in het landschap:   slęi̯ (Niel-bij-As), natuurlijke waterloop:   šlęi̯ (Munstergeleen), zeelt:   schlei (Valkenburg), sjléj (Heerlen) I-8, III-4-2, III-4-4