| 19315 |
slonzig |
slordig:
schlóntzig (Q098p Schimmert),
sjlonzig (Q117a Waubach),
sjloonsig (Q196p Mheer),
slonsig (Q202p Eys)
III-1-3, III-1-4
|
|
| 18220 |
slonzig (bn.) |
niet passen:
slonzig (L374p Thorn)
|
|
| 29019 |
slonzig naaien |
slordig, verkeerd naaien:
šlonzex nɛjǝ (L298a Kesseleik)
II-7
|
|
| 18926 |
slonzig werken |
prutsen:
sloonsig wèrke (Q098p Schimmert)
III-1-4
|
|
| 32672 |
sloof |
asblok:
slou̯f (P051a Bolderberg),
omhulsel van het teellid:
sluf (K318p Berverlo),
sluǝf (K317a Kerkhoven),
slū.f (L352p Hechtel),
onelegant paard:
šlǭf (Q096d Smeermaas),
schootsvel:
Splitleer. WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.
slóóf (L163a Milsbeek),
WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.
slōf (L265p Meijel),
schort zonder borststuk:
Plaatselijk is de sloef een lange voorschoot met bovenstuk, gedragen door de smid, kelner of schoenmaker. WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.
sloef (Q074p Kortessem),
WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.
sjloof (Q121p Kerkrade),
slaof (L292p Heythuysen),
sloeëf (L216p Oirlo, ...
L210p Venray),
sloeəf (L216p Oirlo, ...
L210p Venray),
sloof (L269p Blerick, ...
L420p Rotem,
L210p Venray),
slouf (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
slōf (L210p Venray),
voorschoot:
sluǝf (L266p Sevenum),
slōf (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L163a Milsbeek),
šlōf (Q099q Rothem, ...
L270p Tegelen)
I-13, I-9, II-1, II-10, III-1-3
|
|
| 18283 |
sloofje |
schort zonder borststuk:
WNT: sloof (II), 5) Voorschoot, schort, gewoonlijk een kort werkmansvoorschoot.
sluuëfke (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
voorschoot:
šlø̄fkǝ (L270p Tegelen)
II-1, III-1-3
|
|
| 32688 |
slooi |
ploegslede, egslede:
sloi̯ (Q163p Berg, ...
P187p Berlingen,
Q160p Bommershoven,
Q156p Borgloon,
Q159p Broekom,
P186p Gelinden,
Q079p Guigoven,
P195p Gutschoven,
P197p Heers,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
Q165p Hopmaal,
Q157p Jesseren,
Q176a Ketsingen,
Q167p Koninksem,
Q074p Kortessem,
Q240p Lauw,
Q169p Membruggen,
Q157a Overrepen,
Q161p Piringen,
Q076p Romershoven,
Q241p Rutten,
Q168p s-Herenelderen,
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren,
P121p Ulbeek,
Q080p Vliermaal,
Q078p Wellen,
Q155p Werm,
Q073p Wimmertingen,
Q079a Wintershoven,
P177p Zepperen),
slōi̯ (P120p Alken, ...
P187p Berlingen,
Q242p Diets-Heur,
Q170p Grote-Spouwen,
Q158a Henis,
Q174p Herderen,
P188p Hoepertingen,
Q180p Mal,
Q177p Millen,
Q182p Nerem,
Q081p Schalkhoven,
Q162p Tongeren,
Q178p Val-Meer,
Q078p Wellen),
slǫi̯ (P221p Batsheers, ...
Q156p Borgloon,
Q071p Diepenbeek,
P186p Gelinden,
Q153p Gors-Opleeuw,
P184p Groot-Gelmen,
Q170p Grote-Spouwen,
Q152p Kerniel,
P189p Rijkel,
Q158p Riksingen,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot,
P192p Voort,
Q078p Wellen,
Q079a Wintershoven,
P177p Zepperen)
I-1
|
|
| 32786 |
slooi-/slui[eg] |
andere eggen:
slø̜̄i̯[eg] (P222p Opheers),
slōi̯[eg] (Q162p Tongeren)
I-2
|
|
| 22756 |
slooibaan |
ijsbaan:
sløibáán (L245p Meterik),
oe klinkt hetzelfde als eerste element ui in ABN maar wel langer en is stijgend
sloeibaan (L246p Horst)
III-3-2
|
|
| 22321 |
slooien |
baantje glijden op het ijs:
sluije (L246p Horst),
slui‧je (L246p Horst),
slöje (L246p Horst, ...
L245p Meterik),
slöjen (L246p Horst),
sløiə (L245p Meterik),
oe klinkt hetzelfde als eerste element ui in ABN maar wel langer en is stijgend
sloejen (L246p Horst)
III-3-2
|
|