e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
waggelachtig onvast ter been (zijn):   wagəleͅxtex (Houthalen), wagəläxtex (Neerpelt) III-1-2
waggelemannes hoofdkaas:   wagkelema’nes (Bleijerheide, ... ) III-2-3
waggelen balanceren:   wagǝlǝ (Sluizen), bengelen:   wàggələ (Leopoldsburg), heen en weer (bewegen):   waggele (Maastricht), lopen, gezegd van eenden:   wagǝlǝ (Baarlo, ... ), wakǝlǝ (Margraten, ... ), waqǝlǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), manken:   wagkele (Boorsem), waggelen:   dé wachelt op zen béén (Oost-Maarland), wa[gk}ele (Herten (bij Roermond)), wachele (Blerick), waggele (Baexem, ... ), waGGele (Maasbracht), waggele (Maastricht, ... ), waGGele (Schaesberg), waggele (Schimmert, ... ), waGgele (Swalmen), waggele (Thorn, ... ), waggelen (Alken, ... ), waggelə (Lanaken), waghele (Mesch), wagkele (Bree, ... ), waGkele (Klimmen), wagkele (Maastricht, ... ), wagələ (Achel, ... ), waGələ (Lanklaar), wagələ (Montzen, ... ), wagələn (Lommel, ... ), wakele (Gemmenich), wakkele (Eys, ... ), wakkelen (Neer), wāgələ (Helchteren, ... ), weͅgələ (Borlo, ... ), wàGGele (Hoensbroek), wágələ (Houthalen), wâggele (Schimmert), #NAME?  wagkele (Panningen), (de g van garçon).  waggele (Maasbracht), (F)  waggele (Roermond), (g klinkt als zachte k).  waggele (Nunhem), (uitspreken als zachte k (garçon).  waggele (Thorn), (zachte k).  wakkele (Tungelroy), *  wakkele (Roermond), B.v. dao kumt de dieke tant aagewaGele.  waGele (Brunssum), persoon = eejenegouwt.  wiggele (Jeuk), wiebelen:   waggele (Beek, ... ), waggelen (Eksel, ... ), waggĕle (Hoeselt), waggələ (Simpelveld), wagg’le (Bocholt), wagkele (Boorsem), wagkele(n) (Maaseik), wakkele (Kinrooi, ... ), wàggelə (Gennep), wàggələ (Amstenrade, ... ), wággele (Tongeren), wággələ (Nieuwenhagen), loort men noa oos karnavalvereniging de waggelerre, groave va voere  waggele (s-Gravenvoeren), onvast bewegen  wágelle (Zolder), op een stoel  waggele (Val-Meer), wijdbeens lopen:   waggele (Broekhuizen), zwijmelen:   wakǝlǝ (Montfort) III-1-2, I-12, I-9, II-3, III-1-2
waggelen (ww.) onvast ter been (zijn):   waggele (Gronsveld), waGGele (Maasbracht), waggele (Venlo), (F)  waggele (Roermond) , III-4-4
waggelend lopen waggelen:   wakelend (Stein), wakgelend (Baarlo), wakkelend loope (Rimburg) III-1-2
waggelent?re onvast ter been (zijn):   wackelentaere loupe (Puth), waggelenteͅre (Hees) III-1-2
waggelent?re lopen waggelen:   waggelenteere loape (Sint-Pieter) III-1-2
waggelent?rend lopen waggelen:   waGGeletèj.rend (Mechelen) III-1-2
waggelgang (zelfst. nmw.) lopen, gezegd van eenden:   wagǝlgaŋk (Jeuk) I-12
waggelig onvast ter been (zijn):   wagəlix (Heerlerheide), wakkelig (Hoensbroek, ... ) III-1-2