e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
mange-tout (fr.) peulerwten: aantekening Goossens: "mange-bons  māštu (Vorsen) I-7
mangeboom rosmolen:   manèèzjeboum (Houthem) I-7
mangek manziek:   mangek (Hoensbroek) III-2-2
mangel brood, maat van 25 kilo: van aardappelen (ca. 25 à 30 kg.).  ing mángəl (Nieuwenhagen), buik (spotnamen):   mangel (Klimmen), darmenbak:   maŋel (Bleijerheide, ... ), māŋǝl (Eys), grof gebouwde vrouw:   ei manjel (Sittard), eing mangel (Voerendaal), en mangel (Bunde, ... ), eng mangel (Schaesberg), in mangel (Kerkrade), mangəl (Heerlerheide), ⁄n mangel (Heerlen, ... ), handel:   manjel (Merkelbeek), mangel:   maŋəl (Kortessem), mángel (Weert), mangel, wringer:   ma.ŋəl (Altweert, ... ), mangel (Buchten, ... ), mangəl (Arcen, ... ), maŋ(ə)l (Houthalen), maŋəl (Bleijerheide, ... ), màngel (As, ... ), màngəl (Leopoldsburg), mángel (Tienray), mângel (Schimmert), (vringer om was droog te krijgen)  màngel (Opglabbeek), Bekend werktuig om wasgoed glad te maken De mangel steit op zolder Ze waas bezig mèt de mangel  mangel (Maastricht), glad maken  mangel (Klimmen), om bijvoorbeld linnengoed vn water te ontdoen en ook glad (plat) te maken  mangel (Venlo), werktuig  màngël (Tongeren), meelzeef:   maŋǝl (Maastricht) III-3-1, II-1, III-1-1, III-2-1, III-3-1
mangel (zn.) ontberen:   màngəl (Heerlen) III-4-4
mangelbladeren kruidwis: een paar halmen haver  mangelblôâr (Well) III-3-3
mangelen de was mangelen:   ma.ŋələ (Altweert, ... ), mangele (Blerick, ... ), mangele(n) (Velden), mangelen (Eksel, ... ), mangələ (Arcen, ... ), maŋəln (Houthalen), maŋələ (Beverst, ... ), maŋələ(n) (Helchteren), maŋələn (Overpelt), meͅŋələ (Paal), màngele (As, ... ), màngələ (Leopoldsburg, ... ), mángele (Tienray), mângele (Schimmert), m‧aŋələ (Montfort), de was mangele, herinner ik me ook (staat er bij) !  mangele (Herten (bij Roermond)), ruilen  maŋələn (Kwaadmechelen), ruilen (als spel):   magelen (Helchteren), mang`le (Bocholt), mangele (As, ... ), mangelen (Brustem, ... ), mangëlë (Hoeselt), maŋələ (Alken), mAŋələ (Borgloon), maŋələn (Peer), mángele (Zolder), mángëlë (Tongeren), mëngele (Vorsen), welle ver ens mangele (Zichen-Zussen-Bolder), welə vejə maŋələ (Alken, ... ), welə və əns maŋəln (Diepenbeek), wile v`ens mangelen (Diepenbeek), wille v`ns mangele (Jeuk), wille ve bs mangelen (Diepenbeek), wille ve eens mangele (Hoepertingen), wille ve ins mangele (Hasselt, ... ), wille ve mangele (Sint-Truiden), wille ver `ns mangelen (Meeuwen), wille ver is mangelen (Genk), wille we ens mangele (Sint-Truiden), wille we es mangelen (Muizen), willen vie `ns mangelen (Wintershoven), willen w`ins mangelen (Peer), willen we eens mangelen (Bilzen), willen we ens mangele (Wellen), willen we ens mangelen (Zepperen), willen we es mangelen (Sint-Truiden), willen wis mangelen (Stokrooie), wilə fə maŋələ (Sint-Truiden), wilə vəns maŋələn (Guigoven), wilə vər maŋələ (Mopertingen), wiləvins maŋələ (Halen), wulle ver mangele (Zonhoven), = ruilen!!!! Anders niet gebr.  maŋələ (Berg), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  mangelen (Heers), [Mondelinige informatie RK]  mangele (Riemst, ... ), [Ruilen]  mangele (Hoeselt), Austauschen.  mangelen (Eigenbilzen), Et. Lat. mangere ruilen.  màngëlë (Tongeren), Meest.  mangelen (Heusden), Mnl. manghelen, Kil. manghelen commutare; S. en L.I. mangelen: eigenl. een freq. bij mengen, grondvorm *mang-, vgl. mnl. ghemanc gemengd, verbonden, mnd. mangen, os. mangôn. Het Rh. Wtb. (mangeln tauschen) leidt het af van ohd. mango handelaar.  maa.ngele (Zonhoven), mangele (Hasselt), MNW IV, Kol. 1103: mangelen, mhd. mangeln, nhd. mangeln, mangelen, os. mangôn, ags. mangien, het komt van de gm. wortel *mang- vermengen.  maŋələ (Niel-bij-St.-Truiden), Ruilen.  mangele (Wellen, ... ), maŋələn (Kwaadmechelen), Sub mángele.  (scheu.te) mángele (Zolder), t Daghet III, p. 58.  māŋən (Zonhoven), Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  maŋəln (Houthalen), maŋələ (Beverst, ... ), maŋələ(n) (Helchteren), meͅŋələ (Paal), Wielt zjeë oer dobbels bè miech mangel`n?  mangel`n (Diepenbeek), ruilen (als spel): de was mangelen: Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  maŋələ (Gerdingen, ... ), maŋələn (Overpelt), voederbieten:   maŋǝlǝ (Afferden, ... ), wisselen:   mangele (Jeuk), maŋələ (Houthalen) I-5, III-2-1, III-3-2, III-4-4
mangelenbak bietensnijbak:   maŋǝlǝbak (Ysselsteyn) I-5
mangelenkoppen bietenloof, bladerkroon:   maŋǝlǝkø̜p (Gennep, ... ) I-5
mangelenkoren zaad voor bieten: (mv)  maŋǝlǝkø̜̄n (Gennep, ... ) I-5