32795 |
naar achter gericht [eggen] |
bot eggen:
nǫ axtǝr gǝrex (Q098p Schimmert)
I-2
|
|
17706 |
naar achter moeten |
ontlasting hebben:
ich mót nao achter (L324p Baexem)
III-1-1
|
|
26606 |
naar achter zetten |
graan vermeerderen:
nǫ ā.xtǝr zętǝ (Q088p Lanaken)
II-3
|
|
20481 |
naar adem hijgen |
hijgen naar adem, reutelen:
hiege nao âôm (Q098p Schimmert),
hij giegt naar aojem (L415p Opoeteren)
III-2-2
|
|
20481 |
naar adem scheppen |
hijgen naar adem, reutelen:
nao d⁄r aom schappe (Q203b Ingber)
III-2-2
|
|
17865 |
naar alle zijden schuiven |
heen en weer schuiven:
(zijE, meervoud van het naamwoord zij, richting)
no alə zijə sjy(3)̄və (Q253p Montzen)
III-1-2
|
|
27727 |
naar andreetje gaan |
in de ondergrond werken:
nǭ andrēkǝ gūn (L417p As
[(Waterschei)]
[Eisden])
II-5
|
|
20481 |
naar asem hijgen |
hijgen naar adem, reutelen:
hie hijgt ne ouesem (K360p Heusden)
III-2-2
|
|
20481 |
naar asem pakken |
hijgen naar adem, reutelen:
naor asem pakken (K358p Beringen)
III-2-2
|
|
20481 |
naar asem vangen |
hijgen naar adem, reutelen:
hij vangt naar asem (L312p Neerpelt)
III-2-2
|
|