e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
samenspelen matsen:   saamesjpeele (Oirsbeek), same sjpele (Geulle), samen spulen (Achel), samenspeulen (Ophoven), samesjpieele (Waubach), samespeule (Venlo) III-3-2
samenstoken samenspannen:   deij twi st"kə soͅmə (Lanaken) III-3-1
samentrekken fronsen: B.v. Ge krijgt `n hiejel gerimpelt vel as ge oewer wenkbrouwen dikwijls samentrekt.  samentrekke (Peer) III-1-1
samentroepen in wintertros zitten:   samentroepen (Opglabbeek) II-6
samentrossen in wintertros zitten:   sāmǝtrǫsǝ (Venlo) II-6
samenwonen ongehuwd samenleven:   samen woenen (Geistingen), samen wune (Bree), samenwoene (Maastricht), samenwoenen (Rekem), samenwonen (Alken), soame wùnne (Zutendaal, ... ) III-2-2
samenzang volkszang:   de saomezánk (Tongeren), saamezaank (Eksel), samenzang (Beesel, ... ), samenzank (Ophoven), samezangk (Schinnen), samezank (Klimmen, ... ), samezánk (Boorsem) III-3-3
samenzweren samenspannen:   samezwere (Maastricht) III-3-1
sammel kletswijf: Van Dale: sammelaar, (niet alg.) leuteraar, talmer, teut.  saməl (Zonhoven) III-3-1
sammelen binnensmonds praten: WNT: zammelen, bijvorm van sammelen. In dit woord kon oorspr. s in anlaut stemhebben worden, óf, in de positie vóór korte vocaal gevolgd door geminaat, stemloos blijven. 1. Bij sammelen in de als eenige gegeven bet. treuzelen e.d.; -2. Ook nog in de bet. lawaai maken.; -3. Tenslotte in de bet. zeuren, zaniken. (NB Van Dale: *zammelen).  sammelen (Meeuwen), treuzelen:   er zit te sammele (Val-Meer), hejə zit duə tə samələ (Alken), hekə zit duə tə samələ (Ulbeek), hij zet do te sammelen (Hamont), hiè zi[i}t duə tə samməln (Zonhoven), hê zit dooë te sammele (Bilzen), sammele (Hasselt), cf. Schuermans p. 566 s.v. "sammelen, semmelen  sammelen (Maastricht) III-1-4, III-3-1