29328 |
hekeltafel |
leer:
lęjǝr (L265c Beringe)
|
De plank, balk of ladder waarop de diverse hekels, grove, fijne, middelfijne, bevestigd zijn. Volgens de informant van L 265c kan men verschillende hekels op een ladder binden die op twee stoelen ligt. Dit gebeurt wanneer men met veel personen hekelt. [N 48, 22; N 48, 17b]
II-7
|
26154 |
hekscheien |
scheien:
šęjǝ (L265c Beringe)
|
De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32]
II-3
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (L265c Beringe)
|
hemel [RND]
III-3-3
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
Opm. v.d. invuller: e naar i gekleurd.
herus (L265c Beringe)
|
herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
29347 |
het garen oprollen |
op bollen winden:
op bollen winden (L265c Beringe)
|
Het garen oprollen. De spinner hield daarbij het einde van het garen vast en ging op de haspel toe, zodat het garen niet over de grond sleepte. [N 48, 51]
II-7
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.əd (L265c Beringe)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huitvleis (L265c Beringe),
zult:
zult (L265c Beringe)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
23277 |
hoogmis |
goede mis:
gu məs (L265c Beringe)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
hø̜.i̯ (L265c Beringe)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
24169 |
hop |
boompoter:
buəmpōtər (L265c Beringe),
hophap:
huphap (L265c Beringe),
stinkhop:
steŋkhoͅp (L265c Beringe)
|
hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|