e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beringe

Overzicht

Gevonden: 506
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtduif houtduif: hoͅŭtdūf (Beringe), koolduif: kuəldūf (Beringe) houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] III-4-1
houtmolm molm: olm (Beringe) houtmeel [DC 30 (1958)] III-2-1
houtsnip houtsnep: hoͅŭtsnɛp (Beringe) houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
houtsplinter splinter: šplentǝr (Beringe) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
huismus, mus huiskets: hoeskets (Beringe), hūskɛts (Beringe), huiskwakel: hoeskwakel (Beringe) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [Roukens 14 (1937)] III-4-1
huisweide groesje: grø̄skə (Beringe) I-7
huiszwaluw zwalg: zwaləx (Beringe) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
ijsvogel ijsvogeltje: īsvø̄gəlkə (Beringe) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijzerbalk spilbalk: spelbalǝk (Beringe) De horizontale balk waarin bij de standerdmolen het boveneinde van het staakijzer draait en bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning. In dit lemma zijn alle opgaven bijeengeplaatst, die betrekking hebben op de ijzerbalk in standerdmolens. Bovendien is hier materiaal opgenomen waarvan door de invullers niet is vermeld voor welk type windmolen het van toepassing is. De opgaven die specifiek de ijzerbalk van de Hollandse molen aanduiden, zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛijzerbalk van de Hollandse molenɛ.' [N O, 29d; N O, 16k; A 42A, 17] II-3
ineenslaan ineenslaan: enęjnšlǭn (Beringe) Verdraaiingen in het touw slaan. [N 48, 105b] II-7