20665 |
biersoep |
bierslem:
beer’sjlem (Q121a Chèvremont)
|
biersoep
III-2-3
|
33502 |
bieslook |
biesloof:
bis’loof (Q121a Chèvremont),
unlauchpiefje:
ul’liegspiefje (Q121a Chèvremont)
|
bieslook || steeltje van bieslook ed
I-7
|
30967 |
biezen |
sjablonen:
šablōnǝn (Q121a Chevremont)
|
Fijne lijntjes die als versiering op het hele rijtuig zijn aangebracht. [N 101, 21]
I-13
|
28407 |
bijenkorf |
bijenkaar:
bęjǝkār (Q121a Chevremont),
bijenkorf:
bęjǝkø̜rf (Q121a Chevremont)
|
Korf waar een imker bijen in houdt. Zie ook het lemma ɛbijenkorfɛ in wld II.6, pag. 9-11. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 102; monogr.]
II-12
|
27432 |
bijl |
bijl:
bęjǝl (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Hakwerktuig waarmee men ondergronds het hout van de ondersteuningen kan bewerken. De term "aks" duidde volgens de invuller uit Q 15 een grote bijl aan die door de roofploeg werd gebruikt. [N 95, 729; N 95, 732; N 95, 760 add.; monogr.; Vwo 130; Vwo 369]
II-5
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
binnetésj (Q121a Chèvremont)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18635 |
bivakmuts |
lollemuts:
["lol"< Van Dale: lol in bet. 2. herrie, kabaal?]
lollemutsj (Q121a Chèvremont)
|
bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)]
III-1-3
|
28115 |
blaasleiding |
blaasleidung:
bloǝslajduŋ (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.]
II-5
|
28113 |
blaasmachine |
blaasmachine:
bloǝsmašin (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Machine waarmee het opvulmateriaal, vaak wasserijstenen, onder druk in een op te vullen ruimte kan worden geblazen. [N 95, 557; monogr.]
II-5
|
28102 |
blaaspijler |
blaaspijler:
bloǝspajlǝr (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.]
II-5
|