e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

Gevonden: 2877
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagse kleren zondagskleren: zoondeskleier (Simpelveld) De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] III-1-3
zonde zonde: zung (Simpelveld) zonde [SGV (1914)] III-3-3
zonden zonden: zung (Simpelveld) zonden (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
zonder voor spitten gewoon omwerpen: gǝwȳ ̞ǝn ø ̞mwɛ ̝rǝpǝ (Simpelveld) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zoom zoom: zōm (Simpelveld) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zoon (Simpelveld) zoon [SGV (1914)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezurriecht zieə (Simpelveld) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zuinig spaarzaam: sjpaarzaam (Simpelveld) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zure haring rolmops: rolmops (Simpelveld, ... ), ròlmóps (Simpelveld) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zuster schwester (du.): sjwester (Simpelveld) zuster [haar] [SGV (1914)] III-2-2