e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

Gevonden: 2877
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuurdeeg maken desem derindoen: dēsǝm dren dōn (Simpelveld) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurkool kompes: kompes (Simpelveld), zuurmoes: zoermos (Simpelveld), zoermŏŏs (Simpelveld) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: zjwaaiə (Simpelveld), zwingen: sjwinge (Simpelveld) zwaaien [SGV (1914)] || Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaaihaak zwaaihaak: zwājhǭk (Simpelveld) Winkelhaak waarvan de benen beweegbaar zijn. De zwaaihaak bestaat doorgaans uit een huis en een veer die scharnierend met elkaar verbonden zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. Men onderscheidt de enkele en de dubbele zwaaihaak. De eerste is L-vormig, de tweede heeft de vorm van een T. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten en af te tekenen. Zie ook het lemma "zwaaihaak" in Wld II.9, pag. 11-12 en afb. 78. [N 33, 318b; N 64, 79a] II-11
zwaard zwaard: sjwêt (Simpelveld) zwaard (wapen) [SGV (1914)] III-3-1
zwachtel zwachtel: zjwachtəl (Simpelveld) Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)] III-1-2
zwager zwager: sjwoager (Simpelveld) schoonbroeder [SGV (1914)] III-2-2
zwak, ongezond zwak: sjwaach (Simpelveld) Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
zwak, slap slap: sjlap (Simpelveld), zwak: sjwaach (Simpelveld) Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] III-1-1
zwaluwstaart zwalberenstaart: sjwalbərəsjtats (Simpelveld), zwalberstaart: sjwalbərsjtats (Simpelveld) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1