21267 |
woord |
woord:
woard (Q116p Simpelveld),
woͅət (Q116p Simpelveld)
|
woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20853 |
worst |
worst:
woeësj (Q116p Simpelveld)
|
worst
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
ringen:
rienge (Q116p Simpelveld),
ziech ringe (Q116p Simpelveld)
|
worstelen [SGV (1914)] || Worstelen.
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǭtsǝl (Q116p Simpelveld)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wootsəl (Q116p Simpelveld),
wŏrtel (Q116p Simpelveld)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
18117 |
wrat |
wratsel:
vratsel (Q116p Simpelveld)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wregel:
vreegel (Q116p Simpelveld),
vré:gəl (Q116p Simpelveld)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrievə (Q116p Simpelveld)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringə (Q116p Simpelveld)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31300 |
wringhaak |
wringijzer:
vreŋīzǝr (Q116p Simpelveld)
|
IJzeren haak om ijzer om te buigen. Het werktuig wordt gebruikt om een bij het smeden bij vergissing scheef omgebogen deel weer recht te buigen (Kuyper, pag. 167). Zie ook afb. 47. [N 33, 282]
II-11
|