33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (P120p Alken),
reͅŋ (P120p Alken)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]
I-7
|
33848 |
draven |
draven:
drǭvǝ (P120p Alken)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
dreef:
dreeif (P120p Alken)
|
een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
dré keùninge (P120p Alken)
|
de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18866 |
driftig |
kwaad:
ko-it (P120p Alken),
koe-wet (P120p Alken)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
giftig lopen:
giftig (P120p Alken)
|
Driftig lopen (giftig, gejaagd, kwaad). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
kukəreͅl (P120p Alken)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
28640 |
drijfvoeren |
prikkelen:
prekǝlǝ (P120p Alken)
|
Het voeren dat gebeurt, wanneer men de bijen tot het zetten van broed wil prikkelen. Wanneer de bijen nog behoorlijk in het voer zitten, hoeft de imker zich nergens om te bekommeren en kan hij het drijfvoeren laten. [N 63, 110c; Ge 37, 196]
II-6
|
29122 |
drijfwiel |
rad:
rǫwǝt (P120p Alken)
|
Het grote ronddraaiende deel of wiel van het spinnewiel dat wordt aangedreven door middel van de trede en koppelstang en dat door middel van snaar en trendel zorgt voor het draaien van de vleugel en de klos. [N 34, B6]
II-7
|
17862 |
dringen |
dringelen:
drungelen (P120p Alken)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|