33366 |
drinkbak voor de koeien |
krib:
krøp (P120p Alken)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glaəs (P120p Alken),
pint:
pī̞.i̯ntə (P120p Alken)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
20564 |
droesem |
bezinksel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
beze-inksel (P120p Alken)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drujch (P120p Alken)
|
droog [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
verdrogen:
(de koe is) vǝrdrøu̯xt (P120p Alken)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
dreugte (P120p Alken)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros druiven:
tros druive (P120p Alken)
|
[ZND 33 (1940)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
rondlopen:
rondlopen (P120p Alken)
|
Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
28660 |
druphoning |
druphoning:
drø̜pǫwniŋ (P120p Alken)
|
Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.]
II-6
|
25133 |
druppel |
druppel:
drəppel (P120p Alken, ...
P120p Alken)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|