e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wonde wonde: wonj (Schinnen) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonder wonder: wonjer (Schinnen) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonderdoener wondermens: eine wonjerminsch (Schinnen) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonderen doen wonderen doen: wonjere doon (Schinnen, ... ) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen huizen: hŏĕze (Schinnen), nestelen: nestele (Schinnen), wonen: wone (Schinnen), woone (Schinnen) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1, III-4-1
woonwagen woonwagen: woonwaagə (Schinnen) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: woord (Schinnen) woord [SGV (1914)] III-3-1
worm- en horzelgat angelbout: aŋǝlbǫwt (Schinnen) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormstekig wormstekig: wormsjtekig (Schinnen), eigen spellingsysteem  wormsjtäekig (Schinnen, ... ), WLD  wurmsjtèikig (Schinnen, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
worstelen ringelen: ringele (Schinnen), worstelen: worstele (Schinnen), zich krijgen: zich kriege (Schinnen) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] III-3-2