e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijaltaar zijaltaar: t zie alter (Schinnen, ... ), ziejèltjer (Schinnen, ... ), mv: eljtjes  ziejeljtjer (Schinnen), zieljtjer (Schinnen) In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijbeuk zijbeuk: rechter-, linkerziebeuk (Schinnen), ziejbeuk (Schinnen), zijkant: #NAME?  ziejkènj (Schinnen) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde flank: flank (Schinnen), zij: pien in de ziej (Schinnen), ziej (Schinnen) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
zijkapel zijbeuk: ziejbeuk (Schinnen), zijkapel: ziekapel (Schinnen) Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)] III-3-3
zijladder ledders: lø̜dǝrǝ (Schinnen), oogstledders: ǫu̯slø̜dǝrǝ (Schinnen) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lø̜dǝrǝ (Schinnen), oogstledders: ǫu̯slø̜dǝrǝ (Schinnen) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn pasen doen de pasen houden: de paoësjehaute (Schinnen), de poasje haute (Schinnen), paascommunie doen: de paosjkemune doon (Schinnen) De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)] III-3-3
zijn pasen houden de pasen houden: de Paosje hauwte (Schinnen), de Paosje houte (Schinnen), pasen houden: poajse hawte (Schinnen) Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)] III-3-3
zijn tevredenheid betuigen meeleven: mitleve (Schinnen), stuiten: sjtûûtə (Schinnen) genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
zijn woede luchten luchten: luuchte (Schinnen) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4