e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijpad zijgang: ziejgaaŋk (Schinnen), ziejgank (Schinnen), zijpad: ziepaad (Schinnen) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijtak zijtak: zie-tak (Schinnen), eigen spellingsysteem  zietak (Schinnen) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zijwand komp: kǫu̯mp (Schinnen) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder zil: zil (Schinnen) de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)] III-4-4
zilverbrons zilverbrons: zelvǝrbrǫns (Schinnen) Zilverkleurig verfpoeder, bestaande uit een legering van tin en zink. [N 67, 10b] II-9
zilveruitje sint-jansuntje: sint Jans unnekes (Schinnen) [DC 13 (1945)] I-7
zilvervisje schietworm: sjeetworm (Schinnen) zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2
zin (lust) aard: aard (Schinnen), lust: lös (Schinnen), troef: trôêf (Schinnen), zin: zin (Schinnen, ... ), zinne (Schinnen) het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4
zindelijk droog: droag zinne (Schinnen), drueug (Schinnen) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
zingen fluiten: fluite (Schinnen, ... ), slaan: sjlooën (Schinnen) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1