e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032p plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zandkorrel, korreltje zand greumeltje: greumeeke (Schinnen), korentje: körkə (Schinnen), korreltje: körrelke (Schinnen), zandkorrel: zanjdkorrel (Schinnen) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zanglijster, lijster lijster: liester (Schinnen), melder: mêlder (Schinnen) lijster [SGV (1914)] III-4-1
zaniken, zeuren melken: melken (Schinnen), zagen: zagen (Schinnen), zéégə (Schinnen), zaniken: zanike (Schinnen), zaniken (Schinnen, ... ), zanikke (Schinnen), zanikkə (Schinnen), zanikə (Schinnen), zeveren: zeivərə (Schinnen), zēveren (Schinnen) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zedelijk slecht meisje del: dèl (Schinnen), loeder: loeder (Schinnen) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedig degelijk: degelik (Schinnen), netjes: netjes (Schinnen, ... ), rustig: röstig (Schinnen), stil: sjtil (Schinnen) Zedig. [N 96D (1989)] || Zedigheid. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-3
zedigheid zedigheid: zedigheid (Schinnen) Zedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zeef zeef: zieef (Schinnen) zeef [SGV (1914)] III-2-1
zeefdoek zeefdoek: zēfdōk (Schinnen) Het doek dat men in de koperen zeef legt. In L 387 had men geen koperen zeef en gebruikte men alleen de jute zakken als zeef. De "fijne draad" die men in Q 0112 toepaste valt te vergelijken met de dunne draad die men gebruikte in een hor. [N 57, 20b] II-2
zeefraam zeefraam: zēfrām (Schinnen) Een constructie van latten waardoor het mogelijk gemaakt wordt dat de zeef boven de ketel geplaatst kan worden. De armen van dit zeefraam zijn niet even lang, maar aangepast aan de ronde vorm van de ketel. Zie afb. 24. [N 57, 21] II-2
zeekool splijtkool: eigen spellingsysteem  sjpleetkeul (Schinnen) De overblijvende plan met dikke knoestige wortelstok en talrijke uitlopers waaruit hier en daar stengels opstijgen; de bladen geven een zeer vroege, smakelijke groente waarmee men ze in het voorjaar tegen de invloed van het licht beschermt; zeekool (oudew [N 82 (1981)] I-7