33563 |
worteltje |
hete pootjes:
heite piekes (L320a Ell),
moortjes:
muuərkes (L320a Ell)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
20917 |
wrang |
wrang:
vraŋ (L320a Ell)
|
Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
bronkachtig:
brônkechtig (L320a Ell)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrieve (L320a Ell)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringe (L320a Ell)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroeten:
vreute (L320a Ell)
|
Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21903 |
wrokken |
brokken:
brôkke (L320a Ell)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24281 |
wulp |
kluut:
kluut (L320a Ell)
|
wulp
III-4-1
|
18976 |
wulps |
scherp:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
sjerp (L320a Ell)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18995 |
wulps persoon |
vuilik:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
voellik (L320a Ell)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|