24362 |
pad |
pad:
ped (L192p Bergen)
|
pad [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
pedje (L192p Bergen)
|
steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
peͅdəstû:l (L192p Bergen)
|
paddestoel [RND]
III-4-3
|
18170 |
pak, kostuum |
pak:
pak (L192p Bergen, ...
L192p Bergen)
|
Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
kwabaal is een aal met een grote kop
aol (L192p Bergen)
|
aal, paling [DC 10 (1941)]
III-4-2
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffels (L192p Bergen),
slof:
sloffen (L192p Bergen)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
pap:
pap (L192p Bergen)
|
pap [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
parrepluie (L192p Bergen)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26528 |
pashamer |
moker:
moker (L192p Bergen)
|
De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235]
II-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pəstuər (L192p Bergen)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|