32940 |
rol gevouwen hooi op de kar |
rol:
rǫl (L192p Bergen)
|
De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120]
I-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (L192p Bergen)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
26272 |
rondsel |
rondsel:
rǫnsǝl (L192p Bergen)
|
Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25]
II-3
|
20676 |
room |
room:
room (L192p Bergen),
rōm (L192p Bergen),
rūǝm (L192p Bergen)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)]
I-11, III-2-3
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
rozə (L192p Bergen)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrǭl (L192p Bergen)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
royaal (L192p Bergen),
royaol (L192p Bergen)
|
ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
32578 |
ruige mest |
lang mest:
laŋ [mest] (L192p Bergen)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
24372 |
salamander |
ektis:
aektes (L192p Bergen)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20928 |
sappig |
vers:
vors brood
vors (L192p Bergen),
zoft:
softe peer
soft (L192p Bergen)
|
sappig [DC 26 (1954)]
III-2-3
|