e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L192p plaats=Bergen

Overzicht

Gevonden: 1064
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snauwen, grauwen grommen: grommen (Bergen), knaaien: knooien (Bergen) grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
sneeuwbui sneeuwbui: sni-j-buuj (Bergen) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: sniije (Bergen) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sni-j (Bergen), sniiij (Bergen), snéj (Bergen) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snijmes trekmes: trekmes (Bergen) Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.] II-12
snijwonde snee: sni-j ien de vinger (Bergen) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snotneus snotkuiken: (scheldnaam).  snòtkuuke (Bergen), snotneus: (gewone betekenis).  snòtneus (Bergen) snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
sok sok: ik loop altied op mien sök als ik thuis ben. Mij vrouw breit er altied weer nuje vuut an (Bergen), zok (Bergen) Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)] III-1-3
soldaat soldaat: səldu.ət (Bergen) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: səldu:tə (Bergen) soldaten [RND] III-3-1