e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
averechts, achterstevoren averechts: ävereks (Bilzen), contraire (fr.): contrāore (Bilzen), controarie (Bilzen) averechts [ZND 05 (1924)] III-4-4
avondmaal avondskost: den oëveskos (Bilzen), oevəskos (Bilzen), ovess koss (Bilzen), âôi̯veskos (Bilzen), diner: dienei (Bilzen), navondskost: de noskes (Bilzen), souper: soeppei (Bilzen) de laatste maaltijd van de dag, avondeten [ZND 02 (1923)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] || verschillende maaltijden afhankelijk van tijd van de dag of van het jaar: avondeten [N 80 (1980)] || verschillende maaltijden afhankelijk vantijd van de dag of van het jaar: avondeten [N 80 (1980)] || verschillende maaltijden afhankelijk vantijd van de dag of van het jaar: een diner [N 80 (1980)] || verschillende maaltijden afhankelijk vantijd van de dag of van het jaar: een souper [N 80 (1980)] III-2-3
azijn edik: ēk (Bilzen), iëk (Bilzen), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  iek (Bilzen), ieëk (Bilzen) azijn [ZND 01u (1924)] || Azijn (kent u hier andere woorden voor). [ZND 42 (1943)] || zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, o.a. gebruikt bij bereiden en conserveren van spijzen : azijn [N 80 (1980)] III-2-3
baantje glijden op het ijs scharrebrikken: sjerrebrikke (Bilzen), šerrebrikkən (Bilzen), #NAME?  sjerrebrikke (Bilzen), Sub sjêrrëvlïkkë: vgl. Bilzers: sjêrrëbrïkkë, sjëbrïkkë; Maastricht slëvrïkkë.  sjêrrëbrïkkë (Bilzen), sjëbrïkkë (Bilzen), scharrewrikken: šerrəvrikken (Bilzen), slabrikken: brik..: hoofdaccent.  sjélbrikke (Bilzen), zonder schaatsen (niet zeker)  səbrikkən (Bilzen) [Slieren, baantje glijden]. || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden. [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen). [ZND 06 (1924)] III-3-2
baard baard: bôt (Bilzen), vlimmen: vlęmǝ (Bilzen) De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] || een baard [ZND A1 (1940sq)] I-4, III-1-1
baarmoeder baarmoeder: de baarmōēder (Bilzen), matrice (fr.): matris (Bilzen) baarmoeder [N 10c (1995)] III-1-1
baas baas: bǭs (Bilzen), inzetter: ęnzętǝr (Bilzen) Bedrijfsleider, belast met het toezicht op en co√∂rdinatie van al de werkzaamheden in het steenbakkersbedrijf; vooral het stoken en het bakken van de stenen heeft zijn bijzondere aandacht. In het lemma zijn zowel benamingen opgenomen voor de baas bij een veldoven als voor de ploegbaas bij de latere industriële steenbakkerijen. Zie voor het woordtype inzetter ook de toelichting bij het lemma ɛinzetterɛ.' [N 98, 4; monogr.] II-8
babbelaar kebabbel: kebabbel (Bilzen), suikerbol: soekkerbol (Bilzen) een balletje van suiker of stroop (babbelaar) [N 80 (1980)] III-2-3
baby, zuigeling kwagjong: cf. WLD (en WBD) dl. II, afl. 4.1. lemma "vogeltje dat nog niet kan vliegen"type "kwagjong"(voor Bilzen)  kwàchjōēnk (Bilzen) Hoe spreekt men in uw dialect over een kindje beneden een jaar [ZND 49 (1958)] III-2-2
babyschoentjes bébétjes: bǝbę̄kǝs (Bilzen) Schoenwerk voor babies, peuters en kleuters in de maten 18 t/m 23. [N 60, 205g; N 60, 205f] II-10