25073 |
averechts, achterstevoren |
averechts:
ävereks (Q083p Bilzen),
contraire (fr.):
contrāore (Q083p Bilzen),
controarie (Q083p Bilzen)
|
averechts [ZND 05 (1924)]
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondskost:
den oëveskos (Q083p Bilzen),
oevəskos (Q083p Bilzen),
ovess koss (Q083p Bilzen),
âôi̯veskos (Q083p Bilzen),
diner:
dienei (Q083p Bilzen),
navondskost:
de noskes (Q083p Bilzen),
souper:
soeppei (Q083p Bilzen)
|
de laatste maaltijd van de dag, avondeten [ZND 02 (1923)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] || verschillende maaltijden afhankelijk van tijd van de dag of van het jaar: avondeten [N 80 (1980)] || verschillende maaltijden afhankelijk vantijd van de dag of van het jaar: avondeten [N 80 (1980)] || verschillende maaltijden afhankelijk vantijd van de dag of van het jaar: een diner [N 80 (1980)] || verschillende maaltijden afhankelijk vantijd van de dag of van het jaar: een souper [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
edik:
ēk (Q083p Bilzen),
iëk (Q083p Bilzen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
iek (Q083p Bilzen),
ieëk (Q083p Bilzen)
|
azijn [ZND 01u (1924)] || Azijn (kent u hier andere woorden voor). [ZND 42 (1943)] || zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, o.a. gebruikt bij bereiden en conserveren van spijzen : azijn [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
scharrebrikken:
sjerrebrikke (Q083p Bilzen),
šerrebrikkən (Q083p Bilzen),
#NAME?
sjerrebrikke (Q083p Bilzen),
Sub sjêrrëvlïkkë: vgl. Bilzers: sjêrrëbrïkkë, sjëbrïkkë; Maastricht slëvrïkkë.
sjêrrëbrïkkë (Q083p Bilzen),
sjëbrïkkë (Q083p Bilzen),
scharrewrikken:
šerrəvrikken (Q083p Bilzen),
slabrikken:
brik..: hoofdaccent.
sjélbrikke (Q083p Bilzen),
zonder schaatsen (niet zeker)
səbrikkən (Q083p Bilzen)
|
[Slieren, baantje glijden]. || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden. [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
bôt (Q083p Bilzen),
vlimmen:
vlęmǝ (Q083p Bilzen)
|
De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] || een baard [ZND A1 (1940sq)]
I-4, III-1-1
|
17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
de baarmōēder (Q083p Bilzen),
matrice (fr.):
matris (Q083p Bilzen)
|
baarmoeder [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28005 |
baas |
baas:
bǭs (Q083p Bilzen),
inzetter:
ęnzętǝr (Q083p Bilzen)
|
Bedrijfsleider, belast met het toezicht op en co√∂rdinatie van al de werkzaamheden in het steenbakkersbedrijf; vooral het stoken en het bakken van de stenen heeft zijn bijzondere aandacht. In het lemma zijn zowel benamingen opgenomen voor de baas bij een veldoven als voor de ploegbaas bij de latere industriële steenbakkerijen. Zie voor het woordtype inzetter ook de toelichting bij het lemma ɛinzetterɛ.' [N 98, 4; monogr.]
II-8
|
20551 |
babbelaar |
kebabbel:
kebabbel (Q083p Bilzen),
suikerbol:
soekkerbol (Q083p Bilzen)
|
een balletje van suiker of stroop (babbelaar) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20278 |
baby, zuigeling |
kwagjong:
cf. WLD (en WBD) dl. II, afl. 4.1. lemma "vogeltje dat nog niet kan vliegen"type "kwagjong"(voor Bilzen)
kwàchjōēnk (Q083p Bilzen)
|
Hoe spreekt men in uw dialect over een kindje beneden een jaar [ZND 49 (1958)]
III-2-2
|
31112 |
babyschoentjes |
bébétjes:
bǝbę̄kǝs (Q083p Bilzen)
|
Schoenwerk voor babies, peuters en kleuters in de maten 18 t/m 23. [N 60, 205g; N 60, 205f]
II-10
|