33482 |
aardbei |
ebber:
ēͅbər (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]
I-7
|
20735 |
aardbeienvlaai |
aardberenvlaai:
aeberevloj (Q083p Bilzen)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24922 |
aarde, grond |
drek:
drɛk (Q083p Bilzen)
|
aarde [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ī̄ǝdǝ pǫt (Q083p Bilzen),
stenen pot:
stēnǝ pǫt (Q083p Bilzen)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
17653 |
aars |
aarsdarm:
aosdêrm (Q083p Bilzen),
gat:
gaot (Q083p Bilzen),
kont:
kǫ.nt (Q083p Bilzen),
kot:
kōēt (Q083p Bilzen),
naars:
noës (Q083p Bilzen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)] || aars, darmuitgang [N 10c (1995)]
I-9, III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
snee:
snië (Q083p Bilzen)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19283 |
aarzelen |
wifwaffelen:
wifwaffele (Q083p Bilzen)
|
aarzelen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
hatten oas (Q083p Bilzen),
hattən oes (Q083p Bilzen),
ies (Q083p Bilzen),
iès (Q083p Bilzen),
koeken oaës (Q083p Bilzen),
kuken ōəs (Q083p Bilzen),
oeës (Q083p Bilzen),
routen oaës (Q083p Bilzen),
sjeppe oaës (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
šepən ôəs (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
dit laatste woord is ook hetzelfde voor kous
hatten o(w)us (Q083p Bilzen),
misschien een umlaut op de u
ouse (Q083p Bilzen)
|
Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Aas: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Aas: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] || Schoppen: schoppen aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
abuis:
de heb`s abies (Q083p Bilzen),
ook materiaal znd 19a,6
de heb’s abies (Q083p Bilzen),
ook materiaal znd 19a,6 is noorderwind
baais (Q083p Bilzen),
mis:
da`s mis (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
dat es mis (Q083p Bilzen),
də bes mis (Q083p Bilzen),
ook materiaal znd 19a,6
da’s mis (Q083p Bilzen),
də bes mis (Q083p Bilzen)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
18439 |
achterbies [wld ii.10, p. 25-26] |
bies:
bīēs (Q083p Bilzen)
|
Een reep leer, die aan de buitenkant van de schoen, van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees en die vaak diende om een eventuele naad te verbergen, b.v. bij derby modellen (achterbies)? Zie tek. 18b [N 60 (1973)]
III-1-3
|