33397 |
zeugekooi |
baggelkooi:
baqǝlkōi̯ (Q020p Sittard),
beugelstangen:
bø̄gǝlštaŋǝ (Q020p Sittard)
|
De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d]
I-6
|
23144 |
zeugjagen |
ketelen:
Zie kinderspelen.
kaetele (Q020p Sittard),
Zie zoogsjlaon [pag. 134: zooghouwe, zoogsjlaon, jongensspel].
kaetele (Q020p Sittard),
zeughouwen:
De spelers zijn allen voorzien van een circa 1 1/2 m. lange knuppel, met een ietwat dikker uiteinde (de zoogklöppel). Men maakt een kul van ongeveer 25 cm doorsnede en half zoo diep (de kaetel). In een cirkel daaromheen worden op een afstand van 3 à 4 m. kleinere kuiltjes gemaakt van ongeveer 15 cm en wel één minder dan er spelers zijn. Voordat het spel begint neemt een der spelers alle "zoogklöppele"in een bundel bijeen, en laat ze met een schok in den "kaetel"vallen (kaetele of kuulkesjtókke). Hij wiens "klöppel"t verste van den ketel valt, moet de "zoog drieve"en is ketelhouder. Hij gaat nu met een steen of bal (de zoog) buiten den kring der andere spelers (de ketelwachters) welke ieder een kuiltje opzoeken (Hhn kaot) en houden den zoogklöppel daarin. De ketelhouder moet nu trachten de zoog door den ring der wachters heen, over den grond in den ketel te werken, hetgeen de wachters trachten te beletten door de zoog met hun knuppels zoo ver mogelijk van den ketel verwijderd te houden. Komt de zoog dicht bij een wachter, dan tracht deze dus hem met den knuppel weg te slaan.
zooghouwe (Q020p Sittard),
vgl. pag. 507: [Zeugslaan?].
zoochhouen of zoochsjlaon (Q020p Sittard),
zeugslaan:
vgl. pag. 507: [Zeugslaan?].
zoochhouen of zoochsjlaon (Q020p Sittard),
Zie: kinderspelen.
zoochsjlaon (Q020p Sittard)
|
[Jongensspel]. || [Zeugslaan?]. || Het spel "zoochsjlaon, of: kaetele", zie kinderspelen. || Jongensspel.
III-3-2
|
19718 |
zeven |
zeven:
zeevə (Q020p Sittard),
zeive (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
zeve (Q020p Sittard),
zijen:
zieë (Q020p Sittard),
zĭĕjə (Q020p Sittard)
|
zeven || zeven van vloeistoffen, groente etc. || zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zęi̯vǝ (Q020p Sittard)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
26622 |
zeven, builen |
builen:
by.ǝlǝ (Q020p Sittard),
zeven:
zęjvǝ (Q020p Sittard)
|
Het meel zeven. In P 222 maakt men een onderscheid tussen teemsen en boulteren. De eerste term gebruikt men voor het zeven van meel met de hand door middel van een zeef. Wanneer deze bewerking machinaal door de molenaar wordt uitgevoerd, spreekt men van ɛboulterenɛ. Zie ook het lemma ɛuitzeven van de zemelenɛ in wld II.1, pag. 85.' [N O, 38a; Vds 241; Jan 239; Coe 215; Grof 244; monogr.; N 18, 136; N 18, 136 add.; JG 1b]
II-3
|
24810 |
zevenblad |
kraaipoot:
krǭpōt (Q020p Sittard),
-
kraopoot (Q020p Sittard),
wilde geer:
aanhangsel N92 voor Sittard
wilje geer (Q020p Sittard)
|
Aegopodium podagraria L. Zeer algemeen voorkomend lastig onkruid op beschaduwde plaatsen en op vochtige of bemeste grond met voortwoekerende wortelstokken. De onderste bladeren aan de kantig gegroefde stengel zijn veervormig samengesteld met 3 drietallen of 7 blaadjes, de hogere bladeren zijn drietallig. De schermvormige kroon is wit. De plant bloei van juni tot september. De hoogte varieert van 60 tot 90 cm. [A 17, 11; monogr.] || zevenblad [DC 17 (1949)], [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|
17693 |
zeveren |
slabberen:
i.e. morsen.
sjlabbere (Q020p Sittard),
zeveren:
zeivere (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18581 |
zich aankleden |
aandoen:
aadoon (Q020p Sittard)
|
aandoen; zich kleden
III-1-3
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemuije (Q020p Sittard),
bemuïj (Q020p Sittard)
|
bemoeien [SGV (1914)] || ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) aanstoten:
ānštōtǝ (Q020p Sittard)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|