e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hak van een schoen absatz (du.): absats (Bleijerheide, ... ), absatz (Kerkrade, ... ), abzats (Bocholtz, ... ), afsats (Welkenraedt), apsats (Kerkrade), der absats (Kelmis), der absatz (Lontzen), Läer, goemmie.  apsats (Bleijerheide), achterlap: achterlap (Leopoldsburg, ... ), contrefort (fr.): contrefort (Nieuwerkerken), kontrefor (Alken), kontərfōr (Rekem), kontərvoor (Opoeteren), koontervoo:r (Mheer), Fr. contrefort.  kónterfōēër (Zonhoven), kóntrefóór (Zonhoven), WBD: Waremme.  conterfōr (Waasmont (WBD)), hak: (h)ak (Stokkem), a.k (Meeswijk), ak (Lanklaar, ... ), de hak (Beegden, ... ), de hak van de schoon (Valkenburg), de hak van de schòòn (Sittard), de hak van eine sjoe (Horn), de hak van enne schjoon (Roermond), de hak van inne schaon (Rimburg), de hakke van ene schóón (Moelingen), den ak (Eisden), den hak (Bree, ... ), den hak v.d. schoōn (Boekend), den hak vaan ene sjoon (Maastricht), den hak van de sjoon (Sittard), den hak van de sjoo‧n (Nieuwstadt), den ’ak (Lanaken), der hak (Heerlerheide, ... ), der hak van eine sjoon (Heerlerheide), der hak van inne schoon (Heerlen), də ak (Mechelen-aan-de-Maas), də hak (Vroenhoven), dən ak (Mechelen-aan-de-Maas), dən ak van ənə son (Mechelen-aan-de-Maas), dən hak (Hamont, ... ), dən hak vanə sxun (Hamont), dən hak vān də šōn (Maastricht), d’n hak (Maastricht), d⁄n hak (Belfeld), d⁄r hak (Klimmen), eine hak (Puth, ... ), einen hak (Boeket/Heisterstraat), en hak (Voerendaal), hak (Achel, ... ), hak (vanne sjoo.n, vanne sjoe) (Boukoul, ... ), hak van de schoon (Blerick), hak van eine schoon (Blerick), hak van eine sjoon (Sittard), haok (Bocholt), hok (Maastricht), hàk (Heerlen, ... ), hák (Milsbeek, ... ), ⁄ne hak (Houthem), (den hak)  dənak (Mechelen-aan-de-Maas), (v?). mv.: hakke.  de hak (Linne), [mv.]  hakke (Limbricht), [van schoen?, rk]  hak (Heerlen), B.v. b) Sjoon mit platte hakke. Vgl. p. 104: hiel, niet gebr., men zegt hak.  hak (Roermond), b.v. hakke van zn sjeun.  hak (Maastricht), B.v. van de schoen.  hak (Hamont), Goemiehak, leere hak.  hak (Waubach), Gummi, hoefijzeren...  hak (Mook), Gummie, léére hakke mi lijn en hoefiezers.  hàk (Milsbeek), h spreekt men zelden uit  ak (Kessenich), hoog hekskes. Heel oud is pollevieë.  hak (Sittard), Howte, allemieniejum, plastieke hak.  hak (As), Lere, iezere hak.  hak (Nieuwstadt), Man.  hák (Tessenderlo), Puntj-, breit- oet laer of gummiej.  hak (Geleen), zegt men nu (vroeger pollevée)  hakj (Schinveld), Zie ook pollevie.  hak (Lommel), Zo wordt het ook wel genoemd!  hak (Bocholtz), hakje: hekske (Maasbree, ... ), hakverhoging: hakverhuiging (Maasbree), hees: vgl. WLD III, afl. 1.1, lm. knieholte  hie-es (Schimmert), hiel: de hiel (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), den heel (Bree), den hiel (Beverlo, ... ), də hīl (Oostham), heͅil (Linkhout), hieel (Elen), hiel (Beringen, ... ), hil (Beverlo), hɛil (Paal), nen hiel (Beverlo), ənən ak (Rekem), h niet uitspreken  heel (Vucht), heerenschoen  ne hiel (Lommel), hiel  heei̯l (Paal), hoge vers: hoeg vasse (Stokrooie), hoog versje: hoeg vêske (Diepenbeek), z. ook o. hiel.  (h)ōē.g veske (Hasselt), kap: kap (Meeswijk), knap: [sic]  knap (Mopertingen), knuppel: kneupel (Henri-Chapelle, ... ), kneupel van ne schoone (Welkenraedt), kneuppel (Remersdaal, ... ), knuppel (Mechelen), knöpel (Gemmenich, ... ), knöppel (Mechelen, ... ), knöpəl (Montzen), knøpəl (Montzen, ... ), knøͅpəl (Teuven), oord: oort (mv.: öört) (Eupen), pollevers: hielstuk onder schoen  pollevesen (Kwaadmechelen), pollevie: (poləvíj) (Mechelen-aan-de-Maas), de plevie (Ophoven), de pollevie (Oostham), de pollevieje (Klimmen), de poolevie (Sittard), der pollevie (Klimmen), palevi-j van enen schoon (Mechelen-aan-de-Maas), pellevie (Dilsen), plavej (Meeswijk), plevi.jə (Schinnen), plevie (Brunssum, ... ), plevie van de sjoew (Heel), plevie van ene sjoen (Oirsbeek), pleviej (Tungelroy), pləvie (Benzenrade), pləvèj (Rekem), polevie (Voerendaal), poleviè (Hoensbroek), polleveij (Mheer), pollevie (Amby, ... ), pollevief (Mechelen), polleviej (Klimmen, ... ), polleviē (s-Gravenvoeren), pollĕvij (s-Gravenvoeren), polləvī (Sint-Truiden), poləvi (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), poləvī (Beringen, ... ), poͅlləvī (Koninksem), poͅləvi (Sint-Truiden, ... ), poͅləvī (Sint-Truiden), puləvi (Kwaadmechelen), pòllevie (Brunssum, ... ), pòllëvīē (Tongeren), póllevie (Mechelen), pólleviej (Schinveld), (oud)  pollevie (Sittard), [mv.?]  pluveije (Weert), [oorspr. invoer potleoie, allicht misinterpretatie van invoerd(st)er, rk]  pollevie (Stein), achterste deel van een schoen  pollevie (Tessenderlo), achterste gedeelte van een schoen dat de grond raakt  polevie (Tessenderlo), Achterste van de onderkant van een schoen.  pollevie (Loksbergen), bij vrouwenschoen  pollevie (Kwaadmechelen), De hakken van de schoenen.  pollevie (Tessenderlo), de hiel van de schoen  pollevie (Paal), de hiel van een meisjesschoen  pölləvi (Tessenderlo), de hiel van n schoen  plevie (Neeroeteren), den hiel van een schoen (vrouwen)  polləvie (Tessenderlo), Een hiel.  pollevie (Tongeren), een houten been of hiel  pollevie (Hoepertingen), hak van een schoen  plavie (As), pollevie (Lanklaar), hak van een schoen of klomp  pollevi-j (Mechelen-aan-de-Maas), Hak van een schoen.  poləvi (Lommel), poləvij (Lommel), Hak van vrouwenschoen.  polləvie (Tessenderlo), Hak.  pellevie (Dilsen), pləvi. (Schinnen), pollevie (Heusden), poləvi. (Schinnen), het ijzer in den vorm van een hoefijzer onder den hiel van een schoen geplaatst  pollevie (Wellen), hiel  pollevi (Diepenbeek), pollevie (Beringen), Hiel (hand).  pŏləvie (Oostham), hiel (in oud lied komt het voor)  poͅləvi (Alken), hiel van damesschoen  polleviej (Lommel), hiel van de schoen  pollovi-j (Eisden), hiel van de voet  pollevie (Groot-Gelmen), hiel van schoen  pollevie (Koersel), Hiel.  pŏləvie (Oostham), hielen  poləviə on its vīgə (Borgloon), Hielen.  pollevie (Sint-Truiden), hielstuk onder schoen  pollevie (Kwaadmechelen, ... ), Hilzo.wel  polləvij (Lommel), hooge achterhiel van de schoen  pollevie (Kerkhoven), hooge hiel onder damesschoen, onder een lage schoen: versem  pollevie (Koersel), in een oud liedje  poləvi (Vroenhoven), Is de oude benaming van der knöppel.  poləvi (Montzen), Is een volledige hiel.  pollevie (Lommel), Lat. pulvinus, Sp. polevi.  polvie, pollevie (Valkenburg), nu zegt men hakj  pollevée (Schinveld), onderste van een schoen  pollevie (Wilderen), plowei  pollevij (Hamont), schoenhak  pòllevie (Lommel), Tallon of zwarte handen.  polləvi (Beringen), Tallon, hiel van een schoen.  pollevie (Beringen), Tallon.  polləvi (Beringen), Veroud. Fr. pont-levis &gt; Sp. polevi. WNT XII, kol. 3180: pollevij.  poͅləvij (Lommel), Verouderd voor "hak".  poləvɛj (Opgrimbie), Vessem onder de schoen.  polleviej (Meldert), pollevienhak: plevièjèhakke (Schinnen), pollevietje: [De vassen van de schoen]  polleviekes (Sint-Truiden), pollevij: afwerend: "Daar kunt ge (kan hij) van op aan!  tēgə ur (zən) poləvīən (Diepenbeek), bijna zuiver, weinig gebreuikt, somtijds nochtans zeggen ouders tegen hun klein kind: "mijne kleine pollevie  pollevie (Nieuwerkerken), bijvoorbeeld: vuil pollevieren = vuil handen  pollevie (Kaulille), Een hand.  poləvei (Bree), Gebruikt als scheldwoord.  poləvi (Gelinden), gezegde van drinkebroers die niet meer kunnen betalen  pellefie (Kermt), Grote hand.  poləvei (Bree), handen  polleviekes (Kaulille), Handen, b.v. had oer polleviën do van aaf.  pollevië (Hasselt), klein handje  pollevieke (Waltwilder), Kleine kinderhandjes!.  poləvikəs (Overpelt), Soort lopen, b.v. de kinderen - in de weide.  polleviënen (Wellen), vloertegel  plavij (Hamont), plevei (Opitter), vloertegels  plavij (Hamont), vroeger had dit een vulgaire betekenis "ik vaag er mn ... aan", dit wordt nu niet meer gebruikt  pollevie (Hasselt), werkwoord: loopen, drauen (paard)  pollevieje (Ulbeek), Wordt gebruikt b.v. in een lied mene leeve pollevie.  pollevie (Vroenhoven), Zwarte handen.  pollevieje (Maaseik), rand: Uitdr. e rêngsken opzètte.  rank (Bilzen), schoenhak: schoonhak (Velden), sjoonhak (Herten (bij Roermond)), schoenknap: [sic]  shueknap (Mopertingen), schoenshak: schōōnshak (Schimmert), talon (fr.): tallon (Beverlo, ... ), talon (Heppen, ... ), taloͅn (Leopoldsburg), als het hoog is  tallon (Kwaadmechelen), Vrouw.  tāllon (Tessenderlo), Zie ook hak en pollevie.  taloͅn (Lommel), talonnetje (<fr.): dameschoen  tallonneke (Lommel), vrouw  tallonəkə (Beverlo), tip: tup (Ulestraten), vers: da vaas (Spalbeek), de va.s (Wellen), de vaas (Hoepertingen, ... ), de vaas van eine sjoen (Koninksem), de vaes (Riksingen), de vaesj (Sittard), de vaos van de schoewn (Gelinden), de vars (Eksel, ... ), de vars van eine sjoon (Bree), de vas (Genoelselderen, ... ), de vas van de schoen (Sint-Truiden), de vas van de schoenen (Stevoort), de vas van den sxun (Herk-de-Stad), de vass vanne schoen (Hoepertingen), de vast (Vliermaal), de vaəs (Hoepertingen), de vās (Bommershoven, ... ), de versen (Paal), de vioes (Martenslinde), de vjas van ne chun (Rosmeer), de vâs (Beverst), də va.s (Tongeren), də vars (Neerglabbeek, ... ), də vars van ənə schun (Peer), də vars vanə šōn (Opglabbeek), də vas (Ketsingen), də vas van də schøn (Riksingen), də vā(ə)s (Borgloon), də vá͂s (Borgloon), də vəs (Zonhoven), va(ë)s (Voort), va:s (Wintershoven), vaas (Beverst, ... ), vaaəs van de schoen (Ulbeek), vaes (Kermt), vars (Boekt/Heikant, ... ), vars va`nə sxuən (Houthalen), vars van den schoon (Neeroeteren), vas (Berbroek, ... ), vas van de schoen (Borlo), vass (Sint-Huibrechts-Hern), vassen (Alken), vassə (Hoepertingen), vaəs (Borgloon, ... ), vās (Bilzen, ... ), vāss (Borgloon), va͂s (Gelinden), vias (Mopertingen, ... ), viøs (Martenslinde), vjas (Eigenbilzen, ... ), vjäs (Rosmeer), vâ-s (Wellen), vésj (Grathem), Dit wordt zowel van voet als van schoen gezegd.  vas (Sint-Truiden), hiel van voet of schoen  vas (Kuringen), Of vas.  vās (Riksingen), Platte / haug vaase, nen haave vaas, ne loewie kaes, nen talâô-bot.  vaas (Bilzen), WBD: Waremme.  vas (Waasmont (WBD)), vessem: vessəm (Loksbergen, ... ), veͅssem (Halen), veͅsəm (Beringen, ... ), vèssem (Beringen, ... ), véssem (Kwaadmechelen), bij vrouwenschoen  vessen (Kwaadmechelen), Vessem onder de schoen.  vessem (Meldert), zool: zool (Eisden, ... ), zoël (Leopoldsburg) 2. contrefort || contrefort: hielstuk [schoenm.] || De hak (welke soorten) [N 60 (1973)] || De verhoging van leer onder de hiel van de voet? (hak, pollevie?)Zie tek. 126a. [N 60 (1973)] || hak || hak (I) || hak (van damesschoen) || hak (van de schoen) [ZND B1 (1940sq)] || hak (van schoen) || hak aan schoenwerk || hak van damesschoen || hak van de schoen [N 07 (1961)] || hak van de schoen (achterlap) [ZND 01u (1924)] || hak van de schone (achterlap) [ZND 01u (1924)] || hak van een schoen [N 24 (1964)] || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || hak van schoen || hak van schoen of voet || hak, hiel || hak: hiel || hak: hiel van schoeisel || hiel [N 23 (1964)] || hiel van schoen || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Kent u het woord pollevie? Uitspraak en betekenis. toelichting: wat wordt hiermee bedoeld? [ZND 48 (1954)] || naaldhak || naaldhak: hoog hakje || Pollevie? [N 60 (1973)] || Pollevij (achterlap van een schoen; fr. talon). [ZND 05 (1924)] || pollevij (hak van schoen) || pollevij, pollevie (uitspraak en betekenis) [ZND 40 (1942)] || verhoging onder het schoeisel III-1-3