28504 |
afbijten van koninginnecellen |
afbijten:
āfbītǝ (L329p Roermond)
|
Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65]
II-6
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (L329p Roermond),
aafpingələ (L329p Roermond),
pingelen:
pingele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
pingələ (L329p Roermond),
sjachelen:
sjachele (L329p Roermond)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19890 |
afdrogen |
afdrogen:
aavdreu:gə (L329p Roermond)
|
afdrogen
III-2-1
|
28613 |
afgejaagd volk |
afgejaagd volk:
āfgǝjāx vǫlk (L329p Roermond)
|
Het door jagen verkregen volk bijen dat met de koningin in de jaagkorf is terechtgekomen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 90; N 63, 88c; monogr.]
II-6
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgedraaide melk:
āfxǝdriǝdǝ melk (L329p Roermond),
ondermelk:
oŋǝrmɛlk (L329p Roermond)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgetrokken zeug:
āfxǝtrǫkǝ [zeug] (L329p Roermond),
afgezoken zeug:
af˲gǝzōkǝ [zeug] (L329p Roermond)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafgunst (L329p Roermond)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
afgunstig:
aafgunstig (L329p Roermond)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponnie (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24920 |
afkalven |
afkalven:
aafkalve (L329p Roermond),
aafkalven (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ááfkalve (L329p Roermond),
ááfkàlvə (L329p Roermond)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|