19740 |
ameublement |
ameublement:
\'n eikehoute meubelement
a:mmuibelement (L329p Roermond),
huiskamerameublement:
hoeskamerammuibelement (L329p Roermond),
huiskamermeublement:
hoeskamermuibelement (L329p Roermond),
meublement:
\'n eikehoute meubelement
muibelement (L329p Roermond),
slaapkamerameublement:
sjlaopkamerammuibelement (L329p Roermond),
slaapkamermeublement:
sjlaopkamermuibelement (L329p Roermond)
|
ameublement || huiskamerameublement || slaapkamerameublement
III-2-1
|
23441 |
ampullen |
ampullen (<lat.):
ampulle (L329p Roermond)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32786 |
andere eggen |
beitel[eg]:
bęi̯tǝl[eg] (L329p Roermond),
pin[eg]:
pen[eg] (L329p Roermond),
slede[eg]:
šlęi̯[eg] (L329p Roermond),
wortel[eg]:
wǫrtǝl[eg] (L329p Roermond)
|
Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.]
I-2
|
33260 |
andere oude klaversoorten |
bolklee:
bol[klee] (L329p Roermond)
|
In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14]
I-5
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andieviej (L329p Roermond),
andīē:viej (L329p Roermond)
|
[DC 69 (1994)]andijvie
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
angel (L329p Roermond),
aŋǝl (L329p Roermond)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
ideosyncr.
angel (L329p Roermond),
WBD/WLD
angəl (L329p Roermond)
|
angel ve bij || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
angelusklokje:
angelusklokske (L329p Roermond),
aŋəløskløͅkskə (L329p Roermond)
|
De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23449 |
angelustorentje |
angelustorentje:
angelusteureke (L329p Roermond),
angelusteurke (L329p Roermond)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
angst:
angs (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
schrik:
sjrik (L329p Roermond)
|
angst || een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|