e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bemelen

Overzicht

Gevonden: 370
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jarig zijn jarig zijn: hae is jäörig (Bemelen) Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] III-3-2
jas: algemeen jas: jas (Bemelen) jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] III-1-3
jasje van het mantelpak jasje: jeske (Bemelen) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jonge gans gansje: gɛi̯skǝ (Bemelen) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jongensblouse kiel: kiel (Bemelen) jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)] III-1-3
jumper jumper: juumper (Bemelen), soort trui dat men door de week aantrekt  jeumper (Bemelen) jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)] || tjomper, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
kaak kaak: kaak (Bemelen) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kafbewaarplaats kafzolder: kāf˲[zolder] (Bemelen) De plaats waar het kaf bewaard wordt. Meestal is dit een aparte ruimte of een afgeschoten deel van een ruimte, zodat het kaf niet zo snel wegwaait. Vrijwel altijd gaat het om een deel van de schuur. In K 316 bewaart men het kaf buiten, in L 413 en Q 97 in een hoek van de dorsvloer. In sommige plaatsen vult men een kuil tot aan de rand met kaf (zo ook kafgat voor Q 7). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zolder) het lemma "graanzolder" (3.4.11). [N 5A, 72c; N 14, 46; monogr.] I-6
kamerjas duster: [Van Dale: duster, ochtendjas vor dames]  deuster (Bemelen) kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] III-1-3
kapmantel kapmantel: kapmantel (Bemelen) schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3