e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bemelen

Overzicht

Gevonden: 370
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeite moeite: meute (Bemelen) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moeras moer: mojǝr (Bemelen) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moestuinx koolhof: kuləf (Bemelen), moostem: mōstəm (Bemelen) [DC 03 (1934)] [N P (1966)] I-7
mond mond: mónd (Bemelen) Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] III-1-1
mot mot: mot (Bemelen) mot [DC 24 (1953)] III-4-2
mouw met kanten plooisel pofbloes: poefblouse (Bemelen) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
muurplaat muurplank: mūrplaŋk (Bemelen) Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.] II-9
naaien naaien: niǝ (Bemelen) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naar huis gaan heimwaarts gaan: heiversj gaon (Bemelen) naar huis gaan [DC 03 (1934)] III-1-2
nagel nagel: nagel (Bemelen) nagel [DC 01 (1931)] III-1-1