17766 |
navel |
navel:
navel (Q106p Bemelen)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17629 |
nek |
nek:
nàk (Q106p Bemelen)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17608 |
neus |
neus:
ná:s (Q106p Bemelen)
|
neus [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
poort:
[poort] (Q106p Bemelen)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q106p Bemelen)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (Q106p Bemelen)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
stanketsel:
staŋkɛtsǝl (Q106p Bemelen)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33734 |
omheining van takken |
tuin:
tuǝn (Q106p Bemelen)
|
Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.]
I-8
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q106p Bemelen)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjaal (Q106p Bemelen)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|