20438 |
doodskleed |
doodsmantel:
doodsmantel (L324p Baexem)
|
doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)]
III-2-2
|
34537 |
dooier |
doren:
dōǝrǝ (L324p Baexem)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleed:
dö.jpkle.t (L324p Baexem)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
döjpfű.nt (L324p Baexem)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
waden:
waaje (L324p Baexem)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn (mv.):
døͅr (L324p Baexem)
|
doornen [RND]
III-4-3
|
33167 |
doorschieter |
doorschieter:
dōršētǝr (L324p Baexem),
doorwassen:
dōrwasǝ (L324p Baexem)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
20848 |
dopen |
dopen:
dö.j.pə (L324p Baexem),
dø.jpə (L324p Baexem),
soppen:
soppe (L324p Baexem)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø̜rpǝl (L324p Baexem),
stoep:
štup (L324p Baexem),
stoepje:
štypkǝ (L324p Baexem)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
33120 |
dorsbed aanleggen |
aanleggen:
ānlęqǝ (L324p Baexem)
|
Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|