17650 |
achterwerk |
batterij:
Dikke kont.
batterij (Q208p Vijlen),
hinterste:
hingeschte (Q208p Vijlen)
|
[N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
hinterrad:
hingerrad (Q208p Vijlen)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (Q208p Vijlen)
|
nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
adelaarsvaan:
adelaarsvaan (Q208p Vijlen)
|
Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
oam (Q208p Vijlen)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademhalen:
oam hoale (Q208p Vijlen)
|
ademen [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (Q208p Vijlen),
aore (Q208p Vijlen)
|
ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
19803 |
afdak |
schop:
sjop (Q208p Vijlen)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
machiensmelk:
mašiŋsmelk (Q208p Vijlen),
magere melk:
māgǝr melk (Q208p Vijlen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
21429 |
afkijken |
afkijken:
afkieke (Q208p Vijlen)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|