e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

Gevonden: 2749

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afkoken stoven: schtòfe (Vijlen) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3
afkomst afkomst: aafkomst (Vijlen) afkomst [N 87 (1981)] III-2-2
afpassen met de voet, aftreden aftreden: aaftreenne (Vijlen) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afrastering van wei balie: baj (Vijlen) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afscheuren, afritsen afrijten: aafriete (Vijlen) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afslaan, van noten houwen: WLD  howwe (Vijlen) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
aftroggelen aftroggelen: aaftroagele (Vijlen) troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
afwas spoel: dər špø&#x0304l (Vijlen) het vaatwerk dat op een bepaald ogenblik afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwassen spoelen: špø&#x0304lə (Vijlen) vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
afwaswater spoelwater: speulwater (Vijlen), špø&#x0304lwātər (Vijlen) Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)] III-2-1