e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zedigheid zedigheids: zeedighèds (Tongeren) Zedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zeef teems: tims (Tongeren, ... ), gebruikt voor meel  ti.ms (Tongeren), zeef: zie̞f (Tongeren), zieͅ.f (Tongeren), zijèèf (Tongeren), zièf (Tongeren), ziəf (Tongeren, ... ), zift: žef (Tongeren) zeef [ZND 48 (1954)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
zeef in de wanmolen rooster: røstǝr (Tongeren), zeef: ziɛ.f (Tongeren) De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
zeelt lepper: lêppër (Tongeren) louw (vis) III-4-2
zeemlap leren lap: lêrëlap (Tongeren), vensterleer: vïnstërlêer (Tongeren, ... ) leren lap || zeemlap || zeemleer III-2-1
zeep zeep: zeĭp (Tongeren, ... ) Zeep [ZND 04 (1924)] III-1-3
zeer grote aardappelen dikke: dekǝ (Tongeren), kleppers: klępǝrs (Tongeren) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen kleine: klɛ̄i̯nǝ (Tongeren) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeer warm weer heet (weer): hɛjit (Tongeren), hitte: hitə (Tongeren) hitte (heette, hitse) [ZND B2 (1940sq)] || licht, in de betekenis van zeer warm; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
zegen aan het eind van de mis zegen: de zeegen (Tongeren) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3