24438 |
adder |
adder:
ideosyncr.
adder (L386p Vlodrop)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
bedvaren:
eigen spelling
bidvaarre (L386p Vlodrop)
|
Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17685 |
ademen |
ademen:
aome (L386p Vlodrop)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (L386p Vlodrop)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingelle (L386p Vlodrop),
aftrekken:
aaftrikke (L386p Vlodrop),
pingelen:
pinkele (L386p Vlodrop)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
taptemelk:
taptǝmelk (L386p Vlodrop)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafguns (L386p Vlodrop)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
afgunstig:
aafgunstig (L386p Vlodrop)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18039 |
afhangend gezwel |
deem:
deem (L386p Vlodrop)
|
gezwel, Een afhangend ~. [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponny (L386p Vlodrop)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|