e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289p plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wolkenbank streep in de lucht: streep īnne locht (Weert), wolkenbank: wollekebank (Weert) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wollegras wollegras: ± Veldeke  wōllegraas (Weert) Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)] III-4-3
wonde gat: gaat (Weert), wonde: wond (Weert), wong (Weert) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonderdoener toveren (ww.): toavere (Weert) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonderen doen mirakels doen: merakele doon (Weert), wonderen doen: wongere doon (Weert) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen houden: hoaje (Weert), © in WlWb, hebben?  haoje (Weert), huizen: hoeze (Weert), wonen: woine (Weert), woune (Weert), wuənə (Weert) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || nestelen, wonen van vogels || wonen [SGV (1914)] III-2-1, III-4-1
worm- en horzelgat horzelbeet: hǫrzǝlbīt (Weert) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormsteek wormsteek: wôrremsteek (Weert) wormstekig fruit I-7
wormsteek (subst.) wormsteek: wormsteek (Weert) wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] III-2-3
wormstekig verwormd: ± WLD  verwōrmdj (Weert, ... ), wormstekig: wormstekig (Weert) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3