e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
slecht gekleed in lompen gekleed:   sjlegt geklêîd (Melick), sleat geklead (Eys) III-1-3
slecht gelaunt (< du.) slechtgehumeurd (zijn):   sjlêêt gəlauwnt (Epen) III-1-4
slecht gemaakt niet glad:   slē̜x gǝmǫk (Bilzen), slecht van bouw:   slɛx ˲gǝmǭk (Tongeren) I-9, II-7
slecht gemaakte maal niet gladzittende zak:   slęx gǝmāktǝ māl (Eisden) II-7
slecht gemoed slechtgehumeurd (zijn): o.  šleͅ.ət˃ gəmu.ət (Eys) III-1-4
slecht gemutst balorig:   sjlecht gemutsjt (Schinveld), slecht gemötstj (Hunsel), slechtgehumeurd (zijn):   slèch gemuts (Eigenbilzen) III-1-4
slecht gemutst zijn kniezen:   hè is altijd slecht gemutst (Beverlo) III-1-4
slecht gemuurd slechtgehumeurd (zijn):   sjlèch-gəmōērt (Heerlen) III-1-4
slecht geraaf verenschurftmijt:   slecht geraaf (Jeuk) III-3-2
slecht geschoten afschampen:   slɛxt gǝšȳtǝ (Opitter) II-1