e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
slappeling luierik:   slappeling (Venlo), zwak en mager persoon:   schlappeling (Heerlerbaan/Kaumer) III-1-1, III-1-4
slappen zelfstandig drinken, niet bij de zeug:   slapǝ (Rosmeer) I-12
slapper met zwakke werking:   šlapǝr (Eys) II-1
slapte leverbotziekte, distomatose:   slaptǝ (Velden) I-12
slapzwans zwak en mager persoon:   schlapsjwans (Vijlen), sjlapsjwans (Kerkrade), slapzwans (Vijlen) III-1-1
slares slappe koffie:   sjlaares (Sittard), Syst. WBD  sjlares (Holtum), slares (Urmond) III-2-3
slaris slappe koffie:   slaaris (Grevenbicht/Papenhoven), waterige kost:   sjlaris (Geleen, ... ), sjlááris (Sittard) III-2-3
slat [falie]: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Kermt), ZND35,010b: [neen] [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Diepenbeek), bont geruite langwerpige omslagdoek: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Hasselt, ... ), das, sjaal: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Zonhoven), syn. zie flaar. [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slad (Diepenbeek), z.o. maolslat voor zakdoek. [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Kortessem), dikke wollen sjaal: [sic] [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Herk-de-Stad), doek: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Wellen), doopdekentje:   slat (Wintershoven), hoofddoek:   sla.t (Diepenbeek), slat (Berbroek, ... ), [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Kermt), omslagdoek (alg.): [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  sla.t (Kermt), slad (Zonhoven), slat (Kermt, ... ), slât (Wellen), Verkl.: sled-en. [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slad (Zonhoven), omslagdoek onder mantel of jak: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Vliermaal), omslagdoek over mantel of jak: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Diepenbeek, ... ), vaatdoek:   slat (Heusden), vlinderdasje: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  sloat (Sint-Truiden), vod: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slat (Beringen, ... ), zakdoek: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slât (Wellen) I-4, III-1-3, III-2-1, III-2-2
slaten samentrekken van de vleugels:   slaate (Jeuk), zweven:   slaate (Jeuk) III-3-2
slater kletswijf:   slater (Meeuwen) III-3-1