e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
slap kalfje mager kalf:   slap kęlǝfkǝ (Opheers) I-11
slap kraagje losse linnen halsboord:   sjlap kraegske (Sittard) III-1-3
slap op de benen onvast ter been (zijn):   schlap ôp de bee (Heerlen), slap op de bein (Blerick, ... ), slap oͅp tə bējn (Beverst) III-1-2
slap op de benen zijn waggelen:   schlap de beng (Schaesberg) III-1-2
slap op de poten onvast ter been (zijn):   sjlap oppe puet (Obbicht) III-1-2
slap te been onvast ter been (zijn):   slap te bein (Wellen) III-1-2
slap te poot onvast ter been (zijn):   slap te pot (Gingelom), overkoot:   slap tǝ pu̯t (Opheers) I-9, III-1-2
slap weer druilerig en koud weer:   sjlap wêr (Buggenum) III-4-4
slap werk prutswerk:   wa en slap werk (Jeuk) III-1-4
slapen logeren:   slaopə (Vlijtingen), middagdutje doen (b):   sloape (Hunsel), sluimeren:   schloapu (Brunssum), sjloape (Waubach), smeulen:   schlöpt (Montzen), verwelken:   slaope (Altweert, ... ) III-1-2, III-2-1, III-3-1, III-4-3