e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
slecht ruiken stinken:   slech ruke (Boorsem) III-1-1
slecht rund lege eerste koe:   slęxt rønt (Lanklaar) I-11
slecht scheren slecht bemesten:   šlɛx(t) šē̜rǝ (Haelen, ... ) I-1
slecht slot inzakken of inzakking:   šlē̜x šlō.t (Panningen), šlē̜xt šlō.t (Panningen) II-1
slecht sluiten slobben:   (de schoen) sløt slɛxt (Dilsen), slobben [wld ii.10, p. 58]:   slut slecht (Dilsen) II-10, III-1-3
slecht stuk onvruchtbare grond:   slɛxt støk (Middelaar), slɛxt stø̜k (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), šlɛx štøk (Valkenburg), šlɛxt štø̜k (Baexem), worm- en horzelgat:   šlę̄t štøk (Wittem) I-8, II-10
slecht te been onvast ter been (zijn):   slech te bien (Vorsen), slecht te beejn (Jeuk), slecht te been (Alken, ... ), slecht te bein (Geistingen), slecht te bien (Zonhoven) III-1-2
slecht te poot onvast ter been (zijn):   sleͅxt tə pūət (Leopoldsburg) III-1-2
slecht ter been onvast ter been (zijn):   sjlecht ter bein (Herten (bij Roermond)) III-1-2
slecht uit de weg kunnen moeilijk vooruitkomen:   sjlech oet der weag konne (Voerendaal), sjlecht oet de waeg kônnen (Neerbeek) III-1-2